4.1 Woord vooraf
Vanuit het zorgvademecum van Katholiek Onderwijs Vlaanderen met als titel ‘Zorgbreed en kansrijk onderwijs’, besloten we om onze schoolvisie (met name het luikje omtrent zorgbeleid) eens op te frissen. Onze zorgwerking staat niet stil. Integendeel, nieuwe initiatieven werden op poten gezet en de bestaande werking werd (en wordt) jaarlijks geëvalueerd. Hieronder leest u dus een meer up-to-date versie van de zorgwerking van onze school.
4.2 Opbouw zorgvisie
We bouwden onze zorgvisie op zoals ook het zorgvademecum opgebouwd is: met bouwstenen die samen voor de stabiliteit en kracht van het beleid zorgen. We nemen elke bouwsteen onder de loep en gebruiken deze handvaten om telkens bepaalde (zorg)activiteiten en delen van onze (zorg)werking te verklaren. De opbouw ziet er als volgt uit:
4.2.1 De grond waarop we bouwen
We starten met de onderste laag: de grond waaropons zorgbeleid gebouwd is.
4.2.2 De fundamenten van het huis
De hele schoolorganisatie wordt gedragen door het vermogen tot het voeren van een efficiënt beleid waarbij diversiteit een meerwaarde is die positief wordt ingezet om tot een verbindend schoolklimaat te komen.
Elke verandering o.v.v. beleid die men wenst door te voeren wordt aangestuurd door het kernteam waarna het wordt besproken met het overige onderwijspersoneel. Het kernteam bestaat uit: directie, zorgcoördinator, leerkracht lagere school, leerkracht kleuterschool. Een potentiële vernieuwing wordt daar al een eerste keer kritisch bekeken en mogelijkheden tot de implementatie ervan worden besproken. Zoals eerder gezegd wordt het nadien met het hele team besproken vooraleer het wordt geïmplementeerd. Op deze manier is er dus sprake van gedeeld diagonaal leiderschap. Een bepaalde realisatie wordt dus niet enkel door de directie doorgevoerd, maar is gedragen door het hele team. We hanteren steeds een open communicatie en zijn ook transparant naar ouders toe. Via het oudercomité wordt ook deze groep betrokken bij bepaalde beslissingen.
We ondersteunen de professionele relaties tussen collega’s door overlegmomenten te voorzien. Meestal wordt er op een vergadering iets besproken en beslist, dan krijgen de leerkrachten een taak die ze moeten uitvoeren. Op de volgende vergadering is er dan ruimte tot uitwisselen van ideeën en gedachten omtrent deze opdracht. Zulke overlegmomenten kunnen ook op vraag van iemand van het team ingepland worden.
Qua zorgwerking is er wekelijks overleg voorzien. Meestal gebeurt dit overleg tussen de zorgcoördinator, de directie en het CLB. Dit gaat dan meestal over de globale werking en kleine zaken waarvoor de hulp van het CLB geraadpleegd kan worden. Wanneer er een groter probleem is met een bepaalde leerling, wordt de klasleerkracht even vervangen door een co-teacher, zodat de klasleerkracht aanwezig kan zijn bij dat overleg. Op die manier proberen we kort op de bal te spelen en de leerkrachten voldoende te ondersteunen bij zaken die mogelijks moeilijk lopen.
4.2.3 11 bouwstenen
Deze bouwstenen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze zorgen voor een goede en allesomvattende uitbouw van ons zorgbeleid. In het volgende deel overlopen we alle bouwstenen en lichten we telkens toe welke initiatieven we hieraan koppelen.
4.2.3.1 Goed onderwijs & krachtige leeromgeving
De krachtige leeromgeving heeftals opzet om bij alle leerlingen zoveel mogelijk leerwinst te realiseren binnende ruimte die het leerplan (ZILL) biedt. Een krachtige leeromgeving creërendoet de leerkracht door volgende 6 stappen te doorlopen:
Naar aanleiding van het aanpakken van onze prioriteit “wiskundig denken” kwamen we ook al snel bij ‘evaluatie’ terecht. Om goed onderwijs te realiseren, moet er ook “breed” geëvalueerd worden.
Schooljaar 2021 – 2022 werd een “visie op breed evalueren” opgesteld. Dit document wordt in schooljaar 2022 – 2023 nog aangevuld met “effectieve feedback”.
Ook op het geven van “effectieve feedback” hebben wij een bepaalde visie (zie bijlage)
4.2.3.2 Continuüm van de zorg
De zorgwerking bestaat uit 4 fases. Deze fases geven structuur aan de leerlingenbegeleiding van onze school. Ze helpen ons in het detecteren van de noden van een individu of groep (klas). Deze fasen werden uitgediept in een zorgpiramide per graad (ook voor de kleuterschool). We lichten de 4 fasen toe:
Fase 0
Dit is wat we noemen ‘brede basiszorg’. Met andere woorden: de dagelijkse zorg die de klasleerkracht reeds hanteert om in te spelen op de verschillen tussen de leerlingen en verschillen in hun leerprocessen. We gaan hier uit van de professionaliteit van de leerkracht om direct en flexibel te kunnen inspelen op noden (denk aan: verlengde instructie, materialen laten gebruiken bij oefeningen, …). De klasleerkracht zorgt voor een veilig klasklimaat waarin alle leerlingen tot betekenisvol leren komen door directe ondersteuning en interactie. Wanneer nodig, biedt de klasleerkracht al een eerste vorm van differentiatie aan. Elke klasleerkracht wordt ondersteund door een co-teacher.
Er is dan een extra leerkracht in de klas aanwezig die mee kan rondgaan om leerlingen sneller te helpen, een groepje bij zich kan nemen in de miniklas, … De mogelijkheden zijn hier talrijk! Deze verhoogde zorg gebeurt ook in de hoogte door sterke leerlingen extra en/of moeilijkere taken aan te bieden. In de eerste plaats op de klasvloer zelf, maar ook door onze kangoeroewerking. De sterkste leerlingen van het 4e, 5e en 6e leerjaar worden uitgenodigd om deel te nemen aan deze kangoeroewerking. Er worden 2 groepen gemaakt: taalsterke leerlingen en rekensterke leerlingen. Zij gaan 1 keer per week uit de klas en werken aan diverse uitdagende projecten onder begeleiding van een co-teacher. Ook onze sterkste leerlingen van het 1ste, 2de en 3de leerjaar krijgen de kans om deel te nemen aan de mini-kangoeroeklas. Zij gaan wekelijks 1 uurtje uit de klas en krijgen extra uitdagingskansen onder begeleiding van een co-teacher. Hierover kan u meer lezen in de visie omtrent kangoeroewerking op school.
Fase 1
Dit is de fase van de ‘verhoogde zorg’. Wanneer de aangeboden eerstelijnsdifferentiatie door de klasleerkracht ontoereikend blijkt, kunnen extra maatregelen genomen worden. We denken dan aan een extra instructiemoment, extra inoefentijd en -kansen, remediëring van toetsen of huistaken, compenserende of dispenserend maatregelen, … Ook wanneer er langdurig of meermaals (voor een bepaald onderdeel) hulp geboden wordt door de zorgleerkracht, plaatsen we dit onder fase 1. Er wordt dus nog meer ingespeeld op de individuele leerbehoeften van elke leerling. Denk aan leesgroepen (1e t.e.m. 3e leerjaar), klokgroepje, …
Verder rekenen we niet enkel schoolse vaardigheden onder deze fase. Ook bij sociaal-emotionele moeilijkheden wordt er verhoogde zorg geboden. Een leerling kan bijvoorbeeld een gesprek met de zorgleerkracht hebben omtrent ruzies, pesten, thuissituatie (vb. scheiding), … Indien nodig wordt er dan een traject opgestart om deze leerling(en) beter te kunnen begeleiden.
Minstens één keer per trimester vindt er een overleg plaats tussen de klasleerkracht en de zorgcoördinator om alle leerlingen even kort te bespreken. Zo proberen we kort op de bal te spelen bij eventuele zaken die wat moeizamer gaan. Twee keer per jaar vult elke klasleerkracht ook een screening aan omtrent welbevinden en betrokkenheid. Er is dan verhoogde waakzaamheid voor leerlingen die daar vaak ‘rood’ aangevinkt worden. Indien nodig worden verdere stappen ondernomen (gesprek met leerling, observatie, …). Er werden reeds ‘groeigroepjes’ opgericht onder begeleiding van een co-teacher. In kleine groepjes wordt er dan gewerkt rond een bepaald item (vb: faalangst, zelfvertrouwen...).
Fase 2
Onder deze fase verstaan we de ‘uitbreiding van de zorg’. Wanneer de geboden zorg in fase 0 en 1 onvoldoende zijn om leerwinst te creëren bij een leerling of om tegemoet te komen aan de sociaal-emotionele noden, kan er beroep gedaan worden op externen: CLB, logopedie, kinesitherapie, … De rol van het CLB hangt af van de noden en mogelijkheden van het kind en zijn omgeving. In samenwerking met het CLB kan er bijvoorbeeld een handelingsplan opgesteld worden waarin beschreven wordt welke stappen er gezet zullen worden om het kind te ondersteunen en met wie.
2 keer per jaar wordt er een MDO (=multidisciplinair overleg) gehouden (voor kleuter- en lagere school) waarop zaken besproken worden waarop de klasleerkracht vast loopt. Dit gebeurt op een vaste data, om te garanderen dat we niemand over het hoofd zien en we de leerlingen ook over langere periode kunnen evalueren (want niet elk probleem is onmiddellijk zichtbaar). Een CLB-medewerker is 1 dag per week op onze school aanwezig. Er is dan telkens zorgoverleg waarin bepaalde moeilijkheden besproken worden. De klasleerkracht kan dus wekelijks beroep doen op een CLB-medewerker wanneer er zich een probleem voordoet en wordt dus ook betrokken bij dit gesprek. Een tussentijds MDO kan steeds door de klasleerkracht aangevraagd worden. Een co-teacher neemt op dat moment de klas even over. Zo kunnen we veel sneller reageren op moeilijke situaties en kan er sneller naar een betere aanpak of aangepaste hulp gezocht worden. Kinderen met een GC-verslag kunnen ook extra ondersteuning krijgen door leerkrachten van het leersteuncentra (type basisaanbod, type 9, 4, 7). Wekelijks bieden zij ondersteuning op de klasvloer en wordt er op regelmatige basis overleg gepleegd met de zorgcoördinator.
Fase 3
Als een leerling in deze fase zit, wordt voor hem/haar een verslag schreven door het CLB dat recht geeft op een IAC (=individueel aangepast curriculum). Een leerling met een IAC kan dan ofwel in het gewoon onderwijs blijven of de overstap maken naar het buitengewoon onderwijs. Als de leerling ervoor kiest om in het gewoon onderwijs te blijven, volgt hij/zij dus een aangepast traject met bepaalde vooropgestelde doelen. Begeleiders van het leersteuncentra helpen bij de opstart hiervan. Ook zij geven extra ondersteuning aan leerlingen met een IAC.
4.2.3.3 Kwetsbaarheid en armoede -
Schriftuur
Van huiswerk werk maken.
"In al onze scholen zitten kinderen uit financieel kwetsbare gezinnen. Afhankelijk van de school zijn ze soms met velen bij elkaar, of integendeel erg verspreid, met het risico dat ze daardoor aan de aandacht ontsnappen. Maar in alle scholen neemt hun aantal toe, want de armoedecijfers blijven stijgen, ook in Vlaanderen. Bovendien groeit ook het aantal gezinnen dat balanceert op de rand van de armoede."
Dit is een citaat uit een publicatie van "Katholiek Onderwijs Vlaanderen" - de koepel van het katholiek onderwijs in Vlaanderen. Ongeveer alle scholen krijgen te maken met onbetaalde of te laat betaalde schoolrekeningen. Dat is niet alleen omdat iemand de overschrijving vergat te doen; het is vaak omdat er geen of niet genoeg geld in het gezin is. Scholen doen grote inspanningen om deze problemen te verhelpen, want het is belangrijk dat alle kinderen goede kansen krijgen om te ontwikkelen.
Sociale omgeving
Naast de financiële zorgen die gezinnen hebben bij de begeleiding van de kinderen op hun weg doorheen de school, zijn er ook sociale omstandigheden die kunnen knellen. Een van de Vlaamse specialisten in het onderzoek naar armoede schrijft:
"Armoede is een specifieke vorm van sociale uitsluiting, waarbij (...) we niet alleen ongelijkheid aantreffen, maar ook ernstige breuklijnen. Deze breuklijnen bevinden zich op alle niveaus van de samenleving en zijn van relationele, ruimtelijke of maatschappelijke aard. Bijkomend voor armoede is het ‘netwerkachtige' karakter ervan: armoede verwijst naar ‘een geheel van onderling verbonden uitsluitingen'." (Jan Vranken).
Dat klinkt moeilijker dan het is. Armoede is niet alleen een gebrek aan geld. Armoede gaat gepaard met uitsluiting, met een ketting van uitsluiting. Als kinderen daarin terecht komen, is dat een serieuze rem tijdens hun schoolloopbaan.
Een concreet voorbeeld kan dat illustreren. Een broer en zus gaan samen naar de basisschool, met een jaar verschil. De ouders hebben het niet breed, want vader is vaak werkloos. Hij vindt eigenlijk enkel tijdelijke jobs, vaak nachtwerk. Moeder werkt in een schoonmaakbedrijf, veelal 's avonds en op zaterdag. De ouders komen allebei uit een familie die steeds aan de rand van de financiële afgrond heeft geleefd. Gelukkig is er in de school veel zorg voor gratis materiaal dat gebruikt kan worden en wordt de maximumfactuur voor de ouders niet overschreden. Als het eens niet kan om de rekening onmiddellijk te betalen, mag er in schijven worden betaald. Dat lukt. Met veel inspanning en goed opletten, klopt het financiële plaatje. De ouders doen wel hun best, maar zijn er dikwijls niet als de kinderen taken moeten maken en lessen leren. Moeder en vader werken onregelmatig en kunnen geen geld uitgeven aan opvang van de kinderen. Ze hebben zelf niet zo'n schitterende schoolloopbaan achter de rug en voelen niet goed aan dat kinderen gestimuleerd moeten worden om huiswerk te maken. Dat wordt op school natuurlijk wel gezegd en geschreven... Zo raken de jongen en het meisje achterop en gaan ze niet graag naar school. Omdat ze zich niet goed in hun vel voelen, doen ze soms moeilijk en dat kost hen vriendjes. Dat is de ketting van uitsluiting die kenmerkend is voor veel situaties van armoede. Gezondheidszorg, arbeidsbemiddeling en financiële begeleiding zijn enkele van de invalshoeken om de cirkel van de armoede te breken.
Zij willen in de pastorale zone Effata voor meisjes en jongens uit (kans)arme gezinnen een project(je) opzetten voor de begeleiding van het huiswerk. Armoede op het platteland bestaat, maar is iets minder zichtbaar. Voor mensen in armoede is het even erg en moeilijk om te dragen als de zichtbare armoede in de steden. Langs goed onderwijs krijgen kinderen en jongeren hefbomen in handen om uit de kringloop van de armoede te ontsnappen. Onze scholen doen veel om kinderen uit kansarme gezinnen te ondersteunen en te stimuleren. In veel van deze gezinnen bestaat geen traditie om de inspanningen van de school thuis op te volgen. Daarom is men reeds enkele schooljaren bezig met huistaakbegeleiding van kansarme kinderen (= schriftuur) Het wordt geen nieuwe kinderopvang voor alle kinderen. Er is een goede samenwerking tussen de scholen, het OCMW, Kind&Gezin en andere instanties om kinderen in kansarmoede op het spoor te komen. Hen helpen bij hun huistaken, zal hen helpen beter te presteren op school en zal hen vooral helpen zich beter in hun vel te voelen en een stukje eigenwaarde te winnen.
Netoverschrijdend charter ‘kostenbewust onderwijs’
Enkele schooljaren geleden tekenden we als school een gemeentelijk charter omtrent armoedebeleid.
Wij maakten op onze beurt een schooleigen charter met doelstellingen en acties.
Bijlage: Charter
GOK = gelijke onderwijskansen
Omdat het zeer duidelijk is dat kinderen uit bepaalde contexten heel wat minder kansen hebben dan een gemiddeld kind streven we ernaar deze kinderen extra te ondersteunen.
Dit is ons GOK-beleidsplan dat niet los te koppelen valt van onze zorgwerking.
Dit beleidsplan is dynamisch en zal regelmatig geëvalueerd dienen te worden
Zie bijlage: GOK - beleidpslan
Bijlage: visie voor een warm partnerschap met kwetsbare ouders.
4.2.3.4 Taal
We kunnen wel stellen dat een goede taalontwikkeling noodzakelijk is om tot leren te komen én om voldoende vlot in de samenleving te kunnen participeren. Taal dient niet louter als middel om te communiceren. Je hebt ook taal nodig om jezelf te kunnen uiten en om sociale contacten op te bouwen. Wij kunnen op school die taalverwerving ondersteunen door een ruim aanbod te voorzien, gerichte feedback te geven op taaluitingen van onze leerlingen en veel kansen aan te bieden om tot interactie en productie te komen. Het is dus belangrijk om deze taalontwikkeling van in het begin goed in kaart te brengen. Wanneer er een vermoeden is van een talige achterstand of andere taalgerelateerde moeilijkheden, kan dit onmiddellijk besproken worden met de CLB-medewerker die wekelijks aanwezig is op school.
In het 3e kleuterklasje nemen we de koala-testen af. Deze taaltesten komen van de overheid om achteraf te analyseren en eventuele taalintegratietrajecten op te starten bij kinderen die in de ‘rode’ zone zitten.
Wanneer een leerling externe ondersteuning krijgt voor taal (vb. logopedie), beschouwen we die expert als waardevolle partner van onze school. Zo krijgen alle logopedisten schrijfrechten in het leerlingvolgdossier van hun patiënt. De communicatie tussen school en logopedist verloopt daardoor vlotter en beide partijen zijn ook snel op de hoogte van eventuele vorderingen, moeilijkheden, … Maar hier blijft het niet bij. Voor leerlingen met een attest dyslexie starten we Spintplus op (voorleessoftware). In de klas wordt de mogelijkheid voorzien tot het gebruik van een computer tijdens bepaalde taallessen. Dyslectische leerlingen krijgen ook een STICORDI-fiche en genieten zo dus van bepaalde maatregelen (denk aan: andere puntentelling voor spelling, zorgdictee, dictee typen op de computer, dispensatie, …).
De laatste jaren hebben we ook erg ingezet op begrijpend lezen. Er werd een strategiekaart voor ‘begrijpend lezen’ ontworpen en geïntroduceerd in alle klassen.
Sinds het schooljaar 2022-2023 zijn we gestart met “kwartierlezen”. De kinderen kunnen een boek kiezen uit een divers aanbod vanuit de openbare bibliotheek. We proberen het lezen en het leesplezier hierdoor te stimuleren.
In het taalbeleid werd ook het onderdeel ‘feedback’ onder de loep genomen. In elke klas zal je een poster terugvinden die kort weergeeft wat we van onze leerkrachten en leerlingen verwachten bij het geven van feedback.
Als je door onze school wandelt, zal je ook vaak pictogrammen zien. We zijn ons ervan bewust dat niet enkel anderstalige nieuwkomers (AN), maar ook jonge kinderen die nog onvoldoende taalontwikkeling hebben, niet altijd in staat zijn om alles te begrijpen wat er rondom hen gebeurt. De pictogrammen bieden dan ondersteuning. Ook in de communicatie met ouders worden er picto’s gebruikt, rekening houdend met het feit dat niet alle ouders goed begrijpen wat er anders in de brief staat. Op die manier proberen we een zo open mogelijke communicatie te bieden.
Anderstalige leerlingen krijgen ook de mogelijkheid aangeboden om op dinsdagnamiddag deel te nemen aan het taalbad, georganiseerd door de gemeente. Ook dit jaar wordt vanuit de gemeente taalkampen voorzien voor in de grote vakantie.
De wekelijkse en/of dagelijkse kringgesprekken in zowel de kleuter- als de lagere school stimuleren ook spreekdurf en dragen bij tot het verweren van nieuwe taalschat.
Vanaf schooljaar 2021 – 2022 werd er gestart met een project “anderstaligheid”. We voelen in de inschrijvingen een gestage stijging van het aantal ingeschreven anderstaligen. Daarom kiezen we ervoor om onze anderstaligen die dit nodig hebben, een heus taalbad aan te bieden. Er zijn twee lesuren voorzien waarin een ondersteuner op speelse wijze inzet op woordenschat en taalverwerving bij de kleuters. Er zijn 2 namiddagen voorzien waarin een ondersteuner op een speelse wijze inzet op woordenschat en taalverwerving (zowel voor de kleuters als voor de leerlingen LS). Wanneer de kindjes eigenlijk voldoende ‘taalkrachtig’ zijn, kunnen deze ook in de klasgroep blijven. We noemen dit project nu “de babbelkids”.
4.2.3.5 Onderwijsloopbaan
Alle elementen die belangrijke informatie bevatten omtrent de schoolloopbaan van een leerling worden opgenomen in het digitale leerlingvolgsysteem. Wij werken daarvoor met het platform Questi. Ook externen (logopedist, kinesist, rekentherapeut, ondersteuningsnetwerk, …) krijgen schrijfrechten op de dossiers van de leerlingen die zij begeleiden, wat bijdraagt aan het creëren van een totaalbeeld van die leerling alsook de vlotte communicatie en wisselwerking tussen de school en externe partners.
We zetten ook hard in op de schoolse ‘overgangen’: start schoolloopbaan, overgang 3e kleuterklas naar 1e leerjaar en overgang 6e leerjaar naar 1e middelbaar. Voor de allerjongsten zijn er meespeeldagen waarop nieuwe kindjes een halve dag kunnen meevolgen in de klas om te wennen aan de juf, de sfeer, het hele schoolse gebeuren. Mama’s en papa’s zijn dan ook welkom om een halve dag mee in de klas te kijken.
Gedurende het schooljaar organiseren de juffen van de 3e kleuterklas en het 1e leerjaar tweewekelijks ‘gluurburen’. De kinderen van de 3e kleuterklas doen dan een activiteit in het 1e leerjaar en omgekeerd. Dit doen we om de overgang wat te verzachten. De kleuters leren de klaswerking van het lager al wat kennen en de kinderen van het 1e kunnen nog eens even terug naar de kleuterklas om de overgang aangenamer te maken.
In het 6e leerjaar worden de leerlingen doorheen het schooljaar voorbereid op de overstap naar het middelbaar. We werken het project “Op stap naar het secundair onderwijs” helemaal uit. De klasleerkracht maakt ook elk jaar werk van de baso-fiches die meegenomen worden naar de middelbare school. Het VKO laat jaarlijks ook weten hoe onze leerlingen (van het vorige jaar) het doen op school.
Aan het einde van het schooljaar stelt elke klasleerkracht een overdrachtsdossier op voor elke leerling (behalve in het 6e, waar baso-fiches opgesteld worden). De leerkracht van het voorbije jaar zit dan steeds (al dan niet in gezelschap van de directie) samen met de leerkracht van het volgende jaar om deze dossiers te overlopen. Naast de sterktes van de leerling, staat in dat dossier ook welke leeronderdelen nog niet goed beheerst zijn.
4.2.3.6 Onthaal en inschrijvingen
Potentiële instappers/nieuwe leerlingen kunnen op afspraak een rondleiding krijgen van de directeur. Zo kunnen de ouders al eens een kijkje nemen in onze klassen en krijgen ze ook een woordje uitleg over onze werking. We hebben ook een brochure waarin onze school wordt voorgesteld en waarin ook wordt aangegeven in welke zaken wij proberen uit te blinken als school. Via onze website (ww.tluikertje.be) en Facebookpagina (VBS ’t Luikertje) kunnen toekomstige ouders onze school ook al wat leren kennen.
Verschillende keren per schooljaar organiseren we een meespeeldag. Nieuwe peuters kunnen dan -samen met mama en papa- al eens een halve dag meedraaien in hun klas. Zo leren ze de juf en klasgenoten wat kennen en maken ze kennis met de structuur van een schooldag.
Wanneer ouders hun zoon/dochter wensen in te schrijven, verwijzen we hen door naar het gemeentelijk digitaal inschrijvingssysteem. Dit systeem houdt rekening met broers/zussen die reeds in een bepaalde school zitten, de afstand tussen school-thuis en de voorkeur van de ouders.
4.2.3.7 Netwerk van de school
Als school maak je deel uit van een gemeenschap. We stemmen niet enkel onze aanpak af op ons publiek, we gaan ook op zoek naar partners om onze werking mee vorm te geven. Als katholieke dialoogschool gaan we vanzelfsprekend een engagement aan met onze omringende gemeenschap en de mensen daarin.
Onze voornaamste partners in het ‘samen school maken’ zijn de ouders van onze leerlingen. Voor hen zijn de leraren het eerste aanspreekpunt bij vragen en zorgen. Heel vaak wordt de zorgcoördinator ook betrokken bij het gesprek, een beetje afhankelijk van de specifieke vraag of zorg van de ouders natuurlijk. We streven wel naar een open communicatie waarbij we op een zo efficiënt mogelijke manier naar een oplossing zoeken. Hierbij houden we steeds het kind voor ogen en stellen we ons de vraag: “Waar heeft dit kind op dit moment nood aan?” We bekijken dan hoe we, samen met de ouders en eventuele andere externen, het kind het best kunnen helpen.
Het netwerk van onze school is gebaseerd op het versterken van onze werking in volgende domeinen:
Dit zijn de partners waarmee we samenwerken met hun functie:
Gemeentelijke bibliotheek
Onze school heeft een afgevaardigde die betrokken wordt in de evaluatie van activiteiten georganiseerd door de plaatselijke bibliotheek. De kinderen van de 3e graad gaan met regelmaat naar de bib. De zorgcoördinator haalt iedere maand voor de 1ste en de 2de graad een divers aanbod van leesboeken die gebruikt worden tijdens het kwartierlezen. Verder participeren alle klassen doorheen het jaar wel eens bij activiteiten georganiseerd door de bib (jeugdboekenmaand).
Socio-culturele functie
Vormende functie
Leeshelden
2 keer per schooljaar 1‹rijgen de leeszwa1cl‹e leerlingen uit het tweede of derde leerjaar de kans om deel te nemen aan de “leeshelden”, georganiseerd dooi de bib. Op zaterdagvoormiddag nemen deze leerlingen deel aan een leesactiviteit. De zorgcoördinator bepaalt welke leerlingen hiervoor in aanmerking komen. Via de school worden deze leerlingen ingeschreven.
Gemeentelijke cultuurdienst
Elk schooljaar kunnen we als school mee bepalen welke voorstellingen we graag naar onze gemeente zouden halen. Onze directeur is hier de afgevaardigde. Eén keer per jaar gaat elke klas naar een voorstelling in het cultureel centrum waarbij de gemeente zorgt voor gratis vervoer.
Socio-culturele functie
Vormende functie
Taalbad gemeente
Kinderen die de Nederlandse taal nog niet machtig zijn, kunnen 1 keer per week een namiddag genieten van een taalbad, georganiseerd door de gemeente. De zorgcoördinator is hier de brug tussen school en gemeente.
Vormende functie
Opvoedingsfunctie
Taalkampen tijdens de zomervakantie
Kinderen die de Nederlandse taal nog niet machtig genoeg zijn, kunnen tijdens de vakantie gratls deelnemen aan een taalkamp (eind augustus). Ook de school licht de ouders hiervan in.
Parochie: Schriftuur
Vanuit de parochie wordt er 1 keer per week huiswerkbegeleiding georganiseerd voor kansarme kinderen. De zorgcoördinator spoort deze kinderen samen met de klasleerkrachten op en verwijst hen door.
Welzijns-, gezondheids- en veiligheidsfunctie
Financiële en materiële functie
CLB
Noordwest-Brabant
Yana Goedgezelschap is elke week 1 dag aanwezig op onze school. We plannen die dag telkens zorgoverleg waarbij we lln bespreken waarbij het op dat moment wat moeilijk loopt. Het contact met het CLB verloopt erg vlot!
Opvoedingsfunctie
Welzijns-, gezondheids- en veiligheidsfunctie
Leersteuncentra Noordwest-Brabant / LSC467
Bepaalde kinderen hebben recht op ondersteuning. De ondersteuner stuurt wekelijks een planning door zodat de klasleerkracht weet wanneer ze de ondersteuning kan verwachten. Er is een vlotte communicatie en we betrekken de ondersteuner ook steeds in het zorgoverleg van die specifieke kinderen. De ondersteuner is ook steeds aanwezig op het oudercontact van dat kind.
Opvoedingsfunctie
Welzijns-, gezondheids- en veiligheidsfunctie
Zomerhappening
Knutselwerken 5 en 6L
Politie AMOW
De politie speelt een grote rol in het aanpakken van de verkeersveiligheid rondom onze school. Ook in het MEGA-project in het 6e leerjaar speelt de politie een belangrijke rol.
Opvoedingsfunctie
Welzijns-, gezondheids- en veiligheidsfunctie
Rode Kruis
De leerlingen van het 6e leerjaar krijgen elk jaar een EHBO-opleiding. Wat ze reeds geleerd hebben, kunnen ze dan toepassen in de praktijk. Ze dragen een fluo-hesje op de speelplaats en zijn het aanspreekpunt bij eventuele kleine ongevalletjes (verzorgen van schaafwonden).
Welzijns-, gezondheids- en veiligheidsfunctie
Childfocus
Veilig op internet 5L
Logopedie/kinesitherapie/…
De logopedisten en kinesisten van onze leerlingen krijgen schrijfrechten in het dossier van hun cliënt. Zo zijn alle partijen goed op de hoogte van de genomen stappen (zowel thuis als in de therapie) en is er een vlotte communicatie. Logopedisten worden ook uitgenodigd voor het zorgoverleg van hun cliënt.
Opvoedingsfunctie
Welzijns-, gezondheids- en veiligheidsfunctie
4.2.3.8 Welbevinden
Welbevinden dragen wij op school hoog in het vaandel! Alleen wanneer een leerling zich goed in zijn vel voelt, zal hij/zij ook tot leren kunnen komen. We zetten hier dan ook enorm veel op in en hebben reeds vele initiatieven op poten gezet om het welbevinden van onze leerlingen te verhogen.
2 keer per jaar worden de persoonsgebonden doelen in de lagere school gescreend door de klasleerkrachf. De generieke doelen van de persoonsgebonden onfwikkelvelden werden mee opgenomen in de screening van de kleuterschool die doorheen hef schooljaar worden gescreend. Deze screeningen worden opgevolgd door de zorgjuf en regelmatig besproken mel de klasjuf.
2 keer per jaar wordt het domein ‘welbevinden’ in de lagere school gescreend door de klasleerkracht. De generieke doelen van de persoonsgebonden ontwikkelvelden werden mee opgenomen in de screening van de kleuterschool die 2x per jaar wordt gescreend. De ‘rode’ leerlingen worden dan opgelijst en indien nodig wordt hier verder op ingegaan.
Hierdoor zijn dan ook de “groeigroepjes” ontstaan. De groeigroepjes worden begeleid door een co-teacher. Hier kan gewerkt worden rond verschillende thema’s (bv. Faalangst, zelfvertrouwen, stop-denk-doe, ...). De kinderen krijgen ook de kans om persoonlijk in gesprek te gaan met de co-teacher of de zorgjuf. Dit kan op elk moment naargelang het kind er nood aan heeft. Dit wordt zeer goed bijgehouden in het leerlingvolgdossier van het kind.
De leerlingen van het 1e leerjaar krijgen een meter of peter toegewezen van het 5e leerjaar. Die meter-peterrelatie maakt het voor de leerlingen ook laagdrempelig om aan te geven als ze zich niet goed voelen op school. Het jaar nadien loopt dit verder. Op school werken we ook met het Bestbuddy-systeem. Leerlingen van het 5e en 6e leerjaar kunnen zich vrijwillig opgeven om kapitein te worden van een bepaalde klas. Zij functioneren dan als eerstelijnshulp bij problemen op de speelplaats. Voor de jonge kinderen is ook dit een laagdrempelige manier om te communiceren over hun problemen. De kapiteins leren op hun beurt verantwoordelijkheid nemen en worden gecoacht in het omgaan met deze problemen. In de centrale gang hangt ook een brievenbus waar leerlingen een briefje in kunnen stoppen wanneer voor hen de stap te groot is om de leerkracht rechtstreeks aan te spreken.
De gesprekstechnieken die gebruikt worden zijn gebaseerd op ons “stappenplan bij conflicten” (zie bijlage) .
Ook de afkorting “STORM” (zie afbeelding) wordt gebruikt om hen te wijzen op de manier waarop we de conflicten kunnen aanpakken.
Bij een daadwerkelijke “pest – problematiek” zal de directie de “No blame” – methode opstarten met gesprekrondes tot gevolg …
Sinds dit schooljaar werken we ook met "het pestactieplan". Deze wordt bij hef begin van hef schooljaar voorgesteld aan de ouders en besproken met de kinderen.
We nemen 2 keer per schooljaar ook in elke klas een sociogram af. Dit helpt de klasleerkracht om zicht te krijgen op de onderlinge relaties tussen leerlingen. De sociogrammen worden besproken met de klasjuf en de zorgcoördinator. De leerlingen vullen om de 2 jaar ook een enquête in waarin ‘welbevinden’ een groot onderdeel is.
Al deze gegevens (screening, sociogram, enquête, …) dragen bij tot het totaalbeeld van hoe onze leerlingen zich voelen op school.
Kindcontacten 5 en 6, lessen cyberpesten
4.2.3.9 Gezondheid
Ieder jaar werken we een gezondheidsweek of een gezondheidsdag uit (afwisselend).
De leerlingen van het 6de leerjaar volgen de cursus EHBO.
De school beschikt ook over een luizenteam (zorgjuf + 1 klasjuf) indien dit nodig is.
Op woensdag is het steeds fruitdag (koekjes zijn dan verboden). We steken onze koekjes steeds in een koekendoosje, onze boterhammen in een brooddoos en een drinkbus is ook verplicht (milieubewust!).
Het CLB volgt ook de medische ontwikkeling van onze kinderen op, alsook het geven van de nodige vaccins.
4.2.3.10 Kinderrechten
De 'Universele verklaring van de rechten van het kind' stelt dat ieder kind er recht op heeft:
En elk kind moet beschermd worden tegen:
Verder heeft elk kind recht:
De kinderrechten komen ook uitgebreid aan bod binnen de lessen “ontwikkeling van oriëntatie op de wereld”. Dit situeert zich vooral in ons 5e en 6e leerjaar!
4.2.3.11 Ouders
Door onze open communicatie en vele initiatieven proberen we de ouders zo veel mogelijk te betrekken bij het schoolgebeuren, want ‘school maak je samen’. De leerkrachten kunnen de ouders inschakelen waar nodig/mogelijk is. Denk aan: voorlezen tijdens de voorleesweek, begeleiden van uitstap met de fiets, helpen op het schoolfeest, vervoer bij uitstappen van onze kleuters, begeleiden van de zwemlessen bij de kleuters van K3. Twee keer poer jaar krijgen de ouders de kans om betrokken te zijn bij het klasgebeuren (vb tentoonstelling, quiz, voorbereiding moederdag )
Er is ook een nauwe samenwerking met het oudercomité Hand in Hand. Zij vergaderen elke maand. Dan zijn er ook steeds 2 leerkrachten en de directie aanwezig. De aanwezige ouders krijgen dan een update over recente gebeurtenissen op school en samen wordt er nagedacht over het organiseren van evenementen.
Zoals eerder vermeld wil onze school een vlotte communicatie met de ouders. Zo krijgen de ouders 2-maandelijks het Open Luikje, een nieuwsbrief waarin foto’s van afgelopen activiteiten staan, de agenda van de komende activiteiten, verslagen van gebeurtenissen op school, … Onze leerkrachten communiceren ook vlot met de ouders via Questi voor ouders. In de lagere school hebben we minstens 3 oudercontacten per schooljaar, 2 in de kleuterschool. Wanneer we merken dat een leerling ergens vastloopt (schools of emotioneel) worden de ouders uitgenodigd om op gesprek te komen.
Elke 2 jaar vullen ook onze ouders een enquête in waarbij we peilen naar de algemene tevredenheid over verschillende zaken die betrekking hebben op de schoolwerking. De resultaten worden zowel op de eerstvolgende personeelsvergadering als op de vergadering van het oudercomité besproken.
De ouders zijn ook een zeer belangrijke partner bij het maken en opvolgen van huiswerk! Hieromtrent bouwden we een heuse “visie op huiswerk” (zie bijlage) uit, waar we ons zo goed als mogelijk aan houden.